Gebruik de pagina Gedeelde map toevoegen of Gedeelde map bewerken als u vooraf gedefinieerde mappen wilt toevoegen of bewerken. Wanneer u klaar bent met het invoeren van mapinformatie, drukt u op OK onder aan de pagina. Als u geen map wilt invoeren of bewerken, klikt u op Annuleren onder aan de pagina.
Schakel het selectievakje Begindirectory van gebruiker in om het gescande document rechtstreeks naar een vooraf gedefinieerde beginmap te verzenden. Typ in het tekstvak de naam van het LDAP-attribuut dat het UNC-pad van de beginmap bevat. De standaardnaam van het LDAP-attribuut is homeDirectory. Vraag bij de beheerder van de LDAP-server na wat de juiste instellingen zijn voor de begindirectory.
Gebruik het veld Aliasnaam om een alias (bijv. bijnaam of weergavenaam) voor de vooraf gedefinieerde map in te voeren. Deze naam wordt weergegeven op het apparaat. Als u een document vanuit het apparaat naar een map verzendt, wordt de aliasnaam weergegeven als een selectievakje, zodat gebruikers kunnen aangeven waar zij hun gescande document willen opslaan. De alias moet uniek zijn voor iedere vooraf gedefinieerde map.
Gebruik het veld Pad naar de map om de padnaam in te typen (UNC of Universal Naming Convention) van een vooraf gedefinieerde map waar u het gescande document en de metagegevens wilt plaatsen. Deze moet de indeling \\hostnaam\deelstation hebben. De hostnaam is de NetBIOS-computernaam van een server of werkstation waarnaar de gescande bestanden worden geschreven. Een hostnaam bestaat uit maximaal 15 afdrukbare alfanumerieke tekens of een IP-adres met punten zoals 192.168.0.1. Een deelstation is de sharenaam zoals die is opgegeven bij het configureren van shares op de doelhost.
Het verdient aanbeveling paden redelijk kort te houden (minder dan 150 tekens) om problemen met de lengte van de padnaam te vermijden.
1.
Het pad voor een map mag bij de meeste hostbesturingssystemen uit maximaal 256 tekens bestaan.
2.
De hostnaam mag uit maximaal 15 tekens bestaan.
3.
De hostnaam en de sharenaam mogen samen uit maximaal 128 tekens bestaan, inclusief de schuine strepen.
4.
De padlengte moet extra ruimte bevatten voor verschillende andere elementen die mogelijk worden toegevoegd aan de bestandsnaam. Dit zijn een bestandsnaamextensie, een optioneel door het apparaat gedefinieerd pad (een opgegeven vast voorvoegsel voor de bestandsnaam), een optionele mapnaam gebaseerd op de gebruikersnaam en extra tekens (datum en tijd zoals 07192005190100) die waar nodig worden toegevoegd om dubbele bestandsnamen te voorkomen.
Gebruik de Gebruikersgegevens voor toegang om te bepalen welke gebruikersgegevens worden gebruikt voor toegang tot de vooraf gedefinieerde map:
·
Gegevens van apparaatgebruiker gebruiken - de gegevens van de apparaatgebruiker worden gebruikt voor toegang tot de map. Op deze manier wordt voorkomen dat niet-geautoriseerde gebruikers documenten in deze map kunnen plaatsen.
· Openbare gegevens gebruiken - De openbare aanmeldgegevens, als opgegeven op deze pagina, worden gebruikt voor toegang tot de map. In dit geval hebben alle apparaatgebruikers toegang tot de map. Als u Openbare gegevens gebruiken hebt geselecteerd, dient u de volgende gegevens in te voeren:
· Domein - geef het domein op dat voor gegevenscontrole moet worden gebruikt.
· Gebruikersnaam - geef de gebruikersnaam op die voor gegevenscontrole moet worden gebruikt.
· Wachtwoord - geef het wachtwoord op dat voor gegevenscontrole moet worden gebruikt.
Opmerking: |
Als de functie Verificatie van het apparaat niet is ingeschakeld, wordt gebruikers gevraagd hun aanmeldgegevens in te voeren als zij iets willen verzenden naar een vooraf gedefinieerde map waarvoor de gegevens van de apparaatgebruiker moeten worden opgeven. |
Klik op Toegang tot map testen om te controleren of de map bestaat en of hiertoe toegang kan worden verkregen. Als er openbare gebruikersgegevens nodig zijn om toegang te krijgen tot de map, moet u deze invoeren op de pagina Toevoegen of Bewerken om de test te voltooien.
Als de gegevens van de apparaatgebruiker nodig zijn om toegang te krijgen tot de map, moet u deze gegevens invoeren om de test te voltooien.
·
Gebruikersnaam - voer de gebruikersnaam in die voor gegevenscontrole moet worden gebruikt.
·
Wachtwoord - voer het wachtwoord in dat voor gegevenscontrole moet worden gebruikt.
Klik op Toegang tot map testen als u deze gebruikersgegevens wilt testen. Als u het testen van deze gebruikersgegevens wilt overslaan, klikt u op Annuleren.
Het controleren van de aanmeldingsgegevens kan even duren. Als de gebruikersgegevens niet geldig zijn, duurt het aanzienlijk langer voordat er een foutbericht verschijnt. Er verschijnt een foutbericht met het verzoek de gebruikersgegevens te wijzigen.
Als het pad niet geldig is, bestaat de bestemmingsmap niet of is de padnaam te lang. Bij het testen van de lengte van de padnaam, wordt ervan uitgegaan dat de datum en tijd moeten worden toegevoegd aan de standaardbestandsnaam om ervoor te zorgen dat de naam uniek is.
Gebruik de instelling Vast voorvoegsel bestandsnaam om bestanden die afkomstig zijn van elk afzonderlijk apparaat uniek te identificeren. Elk apparaat kan worden geconfigureerd met een uniek voorvoegsel. Dit kan van pas komen als u wilt nagaan waar een document is gescand, of om onnodige verdubbeling te voorkomen wanneer twee of meer apparaten documenten scannen naar dezelfde bestemmingsmap.
Een vast voorvoegsel voor de bestandsnaam inschakelen:
1.
Selecteer Vast voorvoegsel bestandsnaam inschakelen.
2.
Typ een voorvoegsel van drie letters in het veld Voorvoegsel bestandsnaam.
3.
Klik op de knop OK als u alle instellingen op deze pagina hebt ingevoerd.
Het voorvoegsel wordt toegevoegd aan het begin van de standaardbestandsnaam voor ieder bestand dat wordt opgeslagen in een map. De gebruiker kan het vaste voorvoegsel voor de bestandsnaam niet overschrijven.
Als u de instelling Map gebaseerd op gebruikersnaam maken selecteert, kunnen alle bestanden naar een map (bijv. directory) in de mapbestemming worden gestuurd. De naam van de directory is de gebruikersnaam die is gebruikt voor aanmelding bij het apparaat. Als de map niet bestaat, wordt deze in de bestemmingsmap gemaakt. Als er geen verificatie wordt gebruikt, doet de openbare aanmeldnaam van de gebruiker dienst als naam voor de map.
Gebruik de instelling Bestandsindeling metagegevens om de bestandsindeling aan te geven waarin de metagegevens worden gemaakt. De indeling wordt gewoonlijk bepaald door de toepassing van derden. Raadpleeg de documentatie van de toepassing van derden voor meer informatie over het selecteren van de bestandsindeling.
·
Geen - er worden geenmetagegevensbestanden gemaakt.
·
XML -
·
Opmerking: |
Als u Geen als bestandsindeling selecteert, worden er geen metagegevens gemaakt. |
·
Kleurvoorkeuren - selecteer de standaardkleur van het gescande document in de vervolgkeuzelijst Kleurvoorkeuren.
·
Resolutie - selecteer de standaardresolutie van het gescande document in de vervolgkeuzelijst Resolutie.
·
Bestandsindeling - selecteer de standaardbestandsindeling van het gescande document in de vervolgkeuzelijst Bestandsindeling.
· Standaardbestandsgrootte - selecteer de standaardbestandsgrootte van het gescande document in de vervolgkeuzelijst Standaardbestandsgrootte.
Opmerking: |
Deze instellingen zijn van toepassing op het document dat wordt gescand. De gebruiker kan deze instellingen indien noodzakelijk overschrijven vanaf het voorpaneel van het apparaat. |